Er is de laatste dagen veel te doen om een reeks beelden van Nicol die online zijn opgedoken. Op verschillende socialmediaplatforms wordt er druk over gepraat en de reacties zijn allesbehalve mild. Waar de één zich zorgen maakt om haar uiterlijk en gezondheid, kiest de ander voor harde woorden. Eén reactie springt er met name uit: “Ze lijkt wel op een Smeagol.” Een vergelijking die niet bepaald vriendelijk bedoeld is en aangeeft hoe scherp de discussie is geworden.
Wat opvalt, is dat dit soort situaties vaak een sneeuwbaleffect hebben. Eén filmpje gaat viraal, mensen geven ongezouten hun mening, en ineens is het een trending onderwerp waar iedereen iets van vindt. Bij Nicol lijkt dat nu precies te gebeuren. De vergelijking met Smeagol – het iconische, maar weinig flatterende personage uit The Lord of the Rings – is daarbij uitgegroeid tot een soort online running joke. Of Nicol daar zelf iets van heeft meegekregen, is nog niet duidelijk, maar de impact van zulke opmerkingen is niet te onderschatten.
De vraag die veel mensen nu bezighoudt, is waar dit heen gaat. Kiest Nicol ervoor om te reageren, of laat ze het volledig links liggen? In het verleden hebben andere bekende Nederlanders laten zien dat zwijgen soms de beste strategie is. Aan de andere kant: door niets te zeggen, voed je juist de geruchtenmolen. Eén ding is zeker: als je online bekend bent, worden je keuzes en je uiterlijk continu onder een vergrootglas gelegd.
Daarnaast speelt er nog een ander aspect mee: de markt rondom exclusieve content. Veel mensen begrijpen niet waarom mannen bereid zijn om geld te betalen voor beelden van iemand die op sociale media al zoveel kritiek krijgt. Het roept vragen op over wat mensen aantrekkelijk vinden en hoe beleving verschilt per persoon. Waar de één haar afschrijft, zijn er blijkbaar genoeg volgers die wél geïnteresseerd blijven in wat ze deelt. Dat is misschien wel het meest opvallende aan dit verhaal: hoe groot de kloof kan zijn tussen wat een groep roept op social media en wat er daadwerkelijk gebeurt achter de betaalmuur.